Pedaalliefde in Rwanda
DsWeekblad & OneWorld | 30 august 2012

Een team van wielrenners fietst in Rwanda de genocide van zich af. In het land waar in honderd dagen 800.000 Tutsi’s door Hutu’s werden vermoord, sprinten de bevolkingsgroepen samen naar een betere toekomst. De beste renner heeft zich voor de Olympische Spelen gekwalificeerd.

De wielersport gaat gepaard met pijn. Renners moeten door kunnen bijten en diep kunnen gaan om de top te bereiken. Maar de 24-jarige Rwandese renner Adrien Niyonshuti voelt geen pijn als hij de heuvels van zijn land op- en afklimt. De pijn komt pas als hij zijn fiets te lang laat staan. Na een paar dagen knalt zijn hoofd uit elkaar en komen de herinneringen terug. Dan hoort hij de woorden: ‘We gaan jullie levend verbranden.’
In het westen van Rwanda ligt tussen theeplantages en velden met bananenbomen het stadje Ruhengeri. Aan de voet van de Virunga vulkaan waar nog berggorilla’s leven, tekent het vruchtbare groen sterk af tegen de zwarte vulkanische aarde. Hier traint Team Rwanda, het nationale wielerteam.
Het is de eerste dag van een trainingskamp en de renners druppelen vanuit het hele land binnen in het stenen huis met veranda waar ze zo’n dertig weken per jaar samenkomen. De renner die het verste weg woont, heeft een rit van ruim tweehonderd kilometer achter de rug. Ze trekken hun schoenen uit, pellen een gekookt eitje en lopen naar de douche. Hier is het water warm en het bed zacht, een luxe in Rwanda.

Rwanda is een fietsland. Hoewel er bijna geen plat stukje Rwanda te vinden valt, is de fiets een belangrijk vervoer- en transportmiddel. Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat zoeven herenfietsen van Chinese makerij met een noodgang van de heuvels af. Ze vervoeren immense zakken aardappelen, opgestapelde jerrycans water en weelderige balen koffie. Remmen is met de zware last bijna uitgesloten. Om het een kans te geven hebben transporteurs stukken autoband onder hun voeten gebonden waarmee ze over het asfalt schuren.
In dit land van stijgen en dalen werd Team Rwanda zo’n vijf jaar geleden geboren onder leiding van Jonathan ‘Jock’ Boyer, de eerste Amerikaan ooit die in 1981 de Tour de France uitreed. Hij redde het vijf keer naar de Arc de Triomphe en op zijn top werd hij twaalfde. Hij belandde in Rwanda toen hij werd gevraagd er een wedstrijd te organiseren. Hij zag het ruwe talent in de manier waarop de Rwandezen hun pedalen rond lieten gaan en de kracht die ze zetten. Hij liet een ongeslepen groepje fietsers uitgegroeien tot een professioneel wielerteam van veertien man.
De 31-jarige Nathan Byukusenge komt als laatste binnen. De zon is bijna onder. Hij maakt deel uit van het originele groepje van vijf renners waarmee trainer Jock ooit begon. Nathan leerde racen op een fiets van het merk Eddy Merkxc. Hij is net op tijd om aan de schuiven voor een maaltijd van rijst, avocado, tonijn en bonen. Hij is klein van stuk, slank en met stevige kuiten. Ieder moment dat hij vrij heeft lijkt hij vast te zitten aan zijn twee mobiele telefoons.
Net als het merendeel van het team, begon hij met fietsen als transporteur. Door cassave en suikerriet op zijn bagagedrager te binden, verdiende hij per dag tussen de één en twee euro. Het was bitter weinig om de familie van drie broers, twee zussen en zijn moeder van te voeden. Nathan was de eerstgeborenen en voelde zich verantwoordelijk voor het gezin nadat zijn vader in de genocide was vermoord. Op zijn dertiende werd hij hoofd van de familie.
De genocide begon in april 1994. Opgehitst door haatpropaganda via de radio gingen Hutu’s de straat op met in hun hand de machetes waar ze doorgaans de oogst mee binnenhaalden. De Tutsi’s vielen bijna net zo gemakkelijk als het tarwe. Hutu’s vermoordden hun buren, familieleden, de leraren van hun kinderen, de plaatselijke dokter en zelfs hun vrouw of man.
Lijken lagen opgestapeld langs de weg en in scholen en kerken, waar Tutsi’s dachten een veilige haven te hebben gevonden. In honderd dagen vonden naar schatting zo’n 800.000 Tutsi’s en dertigduizend Hutu’s die niet mee wilden moorden een gruwelijke dood. De internationale gemeenschap keek toe. De aanwezige macht van de Verenigde Naties werd niet versterkt maar verzwakt toen in de eerste dagen van de genocide elf Belgische blauwhelmen werden gelyncht. Het land werd bevrijd door de RPF, een rebellenleger van Tutsi’s dat vanuit Oeganda opereerde.
De renners waren nog kinderen toen de genocide begon. Maar allemaal zijn ze erdoor beschadigd. Renner Adrien verloor zes broers. Adrien is een vrome moslim die het liefst naar countrymuziek luistert, een liefde die hij van trainer Jock heeft overgenomen. Zijn knieën zitten vol littekens van de vele malen dat hij is gevallen. Hij heeft ook een litteken van tijdens de genocide toen hij weg moest komen van de Hutu-moordenaars. Hoe hij het opliep weet hij niet meer precies.
‘Rennen’, riep zijn vader toen de moordenaars kwamen. De 7-jarige Adrien verstopte zich samen met zijn ouders in de bosjes, onder de banenbomen. Later vonden ze een schuilplaats bij een bevriende Hutu-familie. Veertig andere Tutsi’s schuilden in dat huis. Er was amper eten en drinken. Weken bracht hij ondergedoken door.
Toen de Hutu-milities hen ontdekten, hadden ze jerrycans vol met benzine bij zich. Ze scheiden de vrouwen, mannen en kinderen om ze groep voor groep te verbranden.
De lucht werd donker en wolken pakten samen voor een tropische regenbui. De aanvallers gingen er vandoor. Het RPF-leger was in opmars. Adrien hoorde schoten. ‘Boem, boem, boem,’ doet hij na. ‘De bevrijding had geen uur later moeten komen.’
Ook renner Nathan heeft donkere herinneringen. Hij was al iets ouder, 13 jaar, en aan het spelen bij een vriendje toen de genocide begon. ‘Ik zie het hakken met de machetes voor me,’ zegt hij in gebroken Engels. ‘Mensen vluchtten naar de kerk om veiligheid te zoeken maar ook daar ging het moorden door.’
Hij rende over de onverharde weg naar huis. Het stof stoof op onder zijn snelle stappen. Het huis was leeg. Zijn ouders en broertjes en zusjes waren al gevlucht. Nathan rende verder en verstopte zich onder de stenen van een drooggevallen waterval. Hoeveel nachten hij er zat weet hij niet meer. Toen de bevrijding kwam, waren zijn vader en elf andere familieleden dood.
Nu fietsen Nathan en Adrien samen met Hutu-renners. Het team zit op een kluitje in de woonkamer te praten en lachen. Nathan zit naast Gasore Hategeka, een Hutu, die zijn moeder als baby verloor en zijn vader een paar jaar na de genocide. Naar verluidt is zijn vader door soldaten van het Tutsi-leger vermoord. Maar daar praat hij niet over. Hij vertelt liever hoe hij spaarde voor zijn eerste fiets met de verkoop van aardappelen. Tutsi’s praten makkelijker over het verleden dan Hutu’s.
Coach Jock praat met geen enkele renner over de genocide. In Team Rwanda speelt oordelen en veroordelen op basis van afkomst geen rol. Hij zit in korte broek op de veranda van het huis tussen de wielerschoenen en -helmen en kijkt uit over immense avocadobomen. ‘Het mag geen rol spelen in hoe ik naar een renner kijk,’ zegt Jock. ‘Ik denk dat de helft van het team Tutsi is en de helft Hutu. Ik zie veel trauma in hun ogen. Ik kan me niet goed voorstellen hoe ze kunnen functioneren met hun verleden.’
De fiets helpt hen. ‘Als ik op mijn fiets zit dan kijk ik naar de toekomst en niet naar het verleden,’ zegt Nathan. ‘Hier rijden en leven Hutu’s en Tutsi’s samen.’ Hij zoekt naar het woord vergeving. Hij heeft de moordenaar van zijn vader, die enkele jaren geleden in de gevangenis stierf, vergeven, zegt hij. ‘Voor mijn moeder is het moeilijker.’
Rwanda wordt geleid door president Paul Kagama die met zijn Tutsi-rebellenbeweging RPF het land tijdens de genocide bevrijde. De regering predikt verzoening, vergeving en nationale eenheid. Op de identiteitskaarten wordt niet langer vermeld wie er Tutsi, Hutu of Twa is. Iedereen is Rwandees.
Zowel Gasore als Adrien, Hutu en Tutsi, zeggen dat ze in het team een nieuwe basis, een nieuwe familie hebben gevonden. ‘Het is nu over,’ zegt Adrien. ‘Er is nu niets dat ons scheidt.’ Als hij langs het huis fietst waar hij van vluchtte in april 1994, komen de heldagen soms terug in zijn hoofd. Het bonst pijnlijk. ‘Maar een kilometer hard doortrappen en het is weer weg.’

Na een lange nachtrust zetten de renners de pedalen in beweging voor de dagelijkse training. Vandaag zitten ze zo’n twee uur op de fiets. Ze fietsen langs een groepje genocidaires, daders van de genocide, in hun herkenbare roze gevangenispakken. Even buiten het stadje probeert een rijder van een fietstaxi aan te klampen. Hij trapt als een bezetenen op zijn fiets zonder versnellingen totdat hij hijgend op moet geven. Jock heeft op deze manier al meerdere malen talent ontdekt.
De wielersport is in Afrika langzaam in ontwikkeling. Er komen goede renners uit Eritrea, Ethiopië en Zuid-Afrika. De eerstvolgende grote races voor Team Rwanda zijn de Tour de Marokko, de Tour de Gabon, de Tour de Eritrea en buiten Afrika de Tour de Rio de Janeiro. Jock heeft al renners naar Amerika en Zwitserland gestuurd om voor korte periodes te trainen. Zijn droom is om een Afrikaans team naar de Tour de France te brengen. Aan talent ligt het volgens hem niet. Geld is het probleem.
Vandaag wil Jock het team een lesje tactisch racen bijbrengen. Hij heeft de zwakkere sprinters opgedragen om de sterke sprinters moe te maken voordat de sprint wordt ingezet. Zo kunnen de zwakkere sprinters toch winnen. Teamwerk is daarbij essentieel. ‘Ze doen opofferingen voor elkaar,’ zegt Jock. Het lijkt voor hem genoeg te zeggen over de verhoudingen in het team.
Zo is er het verhaal van de Afrikaanse Kampioenschappen die in 2010 in Rwanda werden gehouden. Renners konden zich in deze race kwalificeren voor de Olympische Spelen in Londen deze zomer. Het was niet toprenner Adrien maar Gasore die lange tijd de leiding nam. Toen hij terugzakte zette Adrien zichzelf in de pedalen. Zijn ketting brak. Gasore gaf hem zijn fiets. Hij redde het niet meer om zich te kwalificeren. Maar dankzij Gasore had hij een kans.
Adrien kwalificeerde zichzelf wel als mountainbiker. Hij is al naar Londen geweest om te zien hoe ze zich daar voorbereiden op de Olympische Spelen. Aan winnen denkt hij niet. De eerste dertig is zijn bescheiden doel. En het op de kaart zetten van Rwanda als een land met goede fietsers. Niet enkel als het land van genocide. Adrien traint het grootste deel van het jaar niet in Rwanda maar in Zuid-Afrika waar hij deel uitmaakt van het team MTN Qhubeka. Het is het beste team van het continent. Adrien is dan ook Jock’s grootste succes en een nationale beroemdheid.
Met het geld dat hij tot nu toe verdiende, knapte Adrien het huis van zijn moeder op en bracht haar water en elektriciteit. Het is familie eerst. Dat laatste is ook lastig. Van verre neven tot nichten tot achterneven; iedereen klopt bij hem aan voor hulp. ‘Als ik bij mijn moeder ben komen er wel tien mensen per week langs om me te vragen te helpen met schoolgeld of ziekenhuisrekeningen. Het is onhaalbaar om iedereen te helpen.’
Nathan had hetzelfde kunnen presteren als Adrien maar zijn trauma’s zaten hem in de weg. Ook hij trainde bij MTN in Zuid-Afrika. Maar hij smeekte Jock of hij weer naar huis mocht komen nadat zes gewapende mannen het huis binnendrongen waar hij met andere renners verbleef. Adrien verstopte zich in een kast maar Nathan zag hoe een andere teamgenoot met een mes in zijn been werd gestoken. ‘Oh, God help me,’ echode in zijn hoofd. De angst die jij als kind in zijn schuilplaats voelde, was terug in zijn lijf.
Maar ook door enkel bij Team Rwanda te racen heeft Nathan gemiddeld veel meer te besteden dan zijn landgenoten. De renners krijgen een salaris van honderd dollar per maand en voor ieder kamp tussen de vijftig en honderd dollar. Echt binnenlopen kunnen ze met prijzengeld. Zeven renners hebben al een huis gekocht of gebouwd. Afgelopen jaar wonnen ze de teamprijs voor de Tour de Rwanda waar ze vanaf de kant door 3,5 miljoen mensen werden toegejuicht.
Anderhalf uur rijden vanaf het trainingskamp loopt Nathan in de achtertuin van het huis dat hij aan het bouwen is. ‘Het water wordt morgen aangesloten,’ wijst hij naar een kraan in de aarde. Het huis is een villa in vergelijking met de buren. Hij heeft zelfs dakpannen in plaats van het standaard dak van golfplaten. Hij bouwt in hetzelfde dorp waar hij als kind wegrende voor de Hutu-moordenaars. ‘Het leven is nu goed,’ zeg Nathan ferm. ‘Ik heb vrede.’ Door de fiets denkt hij minder aan de hel die hij meemaakte, maar trapt hij vooruit.






Dit artikel komt van www.ellesvangelder.nl